- Accueil
- volume 10 (2007)
- number 1-2
- COMPTES RENDUS D’OUVRAGES - BOOK REVIEWS –BOEKBESPREKINGEN
Visualisation(s): 656 (2 ULiège)
Téléchargement(s): 0 (0 ULiège)
COMPTES RENDUS D’OUVRAGES - BOOK REVIEWS –BOEKBESPREKINGEN
1Roland DREESEN, Michiel DUSAR et Frans DOPERé, 2001. Atlas Natuursteen in Limburgse Monumenten - Geologie, beschrijving, herkomst en gebruik, 294 p., ISBN 90-74605-18-4. Prix : 20 EUR.
2Le sous-titre résume parfaitement bien le contenu de l’ouvrage qui se décline en 8 chapitres. Si le premier chapitre concerne la méthodologie employée et met l’accent sur l’importance de la pétrographie dans l’étude des pierres ornementales, le deuxième est une excellente synthèse de la classification des différents types de roches et met en place le vocabulaire spécifique du géologue. Le troisième chapitre synthétise en 14 pages l’histoire géologique de la Belgique, aborde les notions de stratigraphie puis se focalise sur les spécificités de la province de Limbourg. Les chapitres 2 et 3 s’adressent à des non-géologues professionnels.
3Le quatrième chapitre est sans conteste le cœur de l’ouvrage. Les pierres locales, belges ou étrangères utilisées en construction en province du Limbourg, y sont décrites de manière systématique : appellation et synonymies, occurrences patrimoniales limbourgeoises, âge du matériau, nature pétrographique, patine, bibliographie ciblée et considérations liées à la restauration. Des photographies tant du matériau mis en œuvre (photos de détail et/ou monument) que de sa texture vue au microscope, complétées par une carte de localisation des principaux monuments répertoriés et une échelle stratigraphique, donnent une image concrète de chaque matériau.
4Le chapitre cinq aborde de manière synthétique cette fois l’usage de la pierre de construction à travers l’échelle historique et les courants commerciaux. Il met en exergue les associations de matériaux à travers les vicissitudes historiques. Le chapitre six intitulé « façonnement mécanique des pierres naturelles » décrit en réalité les différents types de taille de la pierre ornementale et aborde succinctement l’outillage et les marques de taille. Le chapitre 7 surprend par son regard original. La pierre ornementale y est vue comme pierre porteuse de vie et de biodiversité, à l’opposé de la conception qui vise à considérer la colonisation végétale ou animale uniquement comme destructrice. Le géologue se fait géopoète, et relie propriété de la roche et bio-opportunisme. Les auteurs ne concluent pas mais soumettent sobrement leurs réflexions dans le chapitre 8, laissant ainsi toute la place à la pierre de construction elle-même.
5L’atlas se termine par un glossaire parfaitement adapté à la publication ainsi qu’un index des monuments limbourgeois inventoriés par l’étude.
6Il s’agit incontestablement d’un ouvrage de référence qui s’adresse à un public large : architectes, historiens de l’art, pouvoirs publics (communes, provinces, responsables du patrimoine et de l’aménagement du territoire), entreprises spécialisées en traitement des matériaux, géologues, archéologues, etc. L’iconographie abondante et judicieuse, la qualité professionnelle de la mise en page et la lecture aisée en font un ouvrage d’art. Cet excellent atlas en est actuellement à sa deuxième édition. Il a sa place comme outil de référence en dehors de la Province du Limbourg. Il comble aussi un manque criant de données transdisciplinaires et permet le dialogue entre tous les acteurs traitant de la pierre naturelle. Un modèle que l’on aimerait voir dans chaque province belge.
7E. GOEMAERE
8Institut Royal des Sciences naturelles de Belgique, Service géologique de Belgique
9Luc CREVECOEUR & Jan STEVENS, ed. - LIKONA Jaarboek 2005. Themanummer: Nationaal Park Hoge Kempen. Provincie Limburg, Limburgse Koepel voor Natuurstudie, Domein Bokrijk, 3600 Genk. ISSN 0778-8495. 160 p. Prijs 10 EUR te storten op rekeningnummer 000-0400447-31 van Provinciaal Natuurcentrum, Ontvangsten, Domein Bokrijk, 3600 Genk.
10Het vijftiende jaarboek van LIKONA (Limburgse Koepel voor Natuurstudie) uitgegeven door de provincie Limburg, volgt weliswaar het vaste stramien met beschrijving van nieuwe geo- en bio-natuurwaarnemingen in de provincie Belgisch Limburg, maar focust op het Nationaal Park Hoge Kempen. Sinds 23.3.2006 is het eerste Vlaamse nationaal park een feit en naar aanleiding hiervan werd een inventaris opgemaakt van de voornaamste geologische en biologische waarden in dit gebied. Het oostelijk deel van het Kempisch Plateau, in feite de grove puinkegel van de Maas, strekt zich uit over een gebied van 20 op 10 km tussen Genk, Maastricht en Maaseik, dat 40 m boven de Maasvallei uittorent. De bijzonder schrale bodem en de grote diepte tot de grondwatertafel hebben deze streek gevrijwaard van dichte bebouwing en intensief landgebruik zodat ruim de helft of meer dan 10.000 ha uit natuur en bos bestaat waarvan de helft, ruim 5000 ha, opgenomen is in het Nationaal Park. Het geologisch substraat en de geologische geschiedenis zijn bepalend voor de unieke kenmerken van dit park, dat nog het best vergelijkbaar is met het Nationale Park de Hoge Veluwe in Nederland. Niet voor niets bestaat het logo van het Nationaal Park Hoge Kempen uit een aantal keien uitgelegd in de vorm van een pootafdruk.
11Dit jaarboek zal eerder dan de inventarisatie, de rijkdom en kwetsbaarheid van geosites en ecosystemen in het Nationaal Park Hoge Kempen benadrukken. Met het ontstaan van het nationaal park is tevens een einde gekomen aan de winning van wit zand. De grote zandgroeves worden heringericht voor natuurontwikkeling, waarbij de groeve Opgrimbie (nu bekend onder de naam Kikbeekbron) een geologisch kijkvenster blijft, met ontsluiting van de witte Miocene zanden onder de grindafzettingen van het Hoogterras. In deze groeve wordt een rotstuin aangelegd met grote blokken die ter plaatse gewonnen zijn en de variabiliteit aan gesteenten in het bovenstrooms gebied van de Maas illustreren. Roland Dreesen en de geologen van de groeve-uitbater SCR-Sibelco beschrijven de geologische waarden en de herinrichting van groeve als wezenlijk onderdeel van het nationaal park.
12Fauna en flora van het nationaal park bevatten niet verwonderlijk een onevenredig groot aantal bedreigde ‘rode lijst’ soorten. Het beheer van het nationaal park zal met deze levende rijkdom dan ook omzichtig moeten omspringen en soms moeilijke keuzes maken: 40 jaar actief natuurbeheer van de Mechelse Heide houdt vele pionierssoorten in stand maar is bijvoorbeeld schadelijk voor de mieren.
13De LIKONA Jaarboeken zijn intussen een trendsetter geworden met rijkelijk geïllustreerde, voor leken toegankelijke informatie, waarbij de muren tussen de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines verlaagd worden. Professioneel gevormde geologen kunnen hierin een voorbeeld zien om hun bijdrage tot natuurbescherming efficiënter en meer zichtbaar te maken.
14M. DUSAR
15Belgische Geologische Dienst